Smoezen met Lisa Weeda
In de theatrale installatie Dans Dans Revolutie begeef je je in het fictieve land Besulia, als er oorlog uitbreekt. Je ervaart de gebeurtenissen uit een Besuliaans dorp onder andere via de jonge vlogger Anna en een magisch wezen: de Notsjnik. Schrijver Lisa Weeda (35) vertelt over het inzetten van een lichaam, wat afstand doet en hoe de Notsjnik tot leven kwam. Dans Dans Revolutie is van 1 t/m 5 mei te zien in Bellevue en zal later nog te zien zijn op andere speelplekken en (literaire)festivals.
door Isabel Reker
Waarom wilde je dit verhaal vertellen, in deze vorm?
“Ik was al lange tijd bezig met het boek, maar ik wilde ook al heel lang een immersieve installatie maken waarin mensen zich fysiek bewust worden van wat afstand tot oorlog is en hoe die afstand werkt. Hoe kijken naar conflict werkt, als je bijvoorbeeld alleen thuis op je mobiele telefoon door content scrolt van mensen in oorlog, tot je er zo moedeloos van wordt dat je stopt met kijken. Wij hebben de luxe om dat scherm uit te kunnen zetten. Juist daarom wil ik dat lichaam dat normaal op de bank zit, neerzetten in een oorlogssituatie. Dit is iets wat ik met een boek net niet kan doen. De installatie is trouwens geen shockmachine of trauma-apparaat, dat is wel belangrijk om te weten.”
Hoe verhoudt de voorstelling zich tot het boek?
“Het is een snippet van het boek, eigenlijk. Een soort microscoopgedeelte, helemaal nieuw ingericht en heel anders uitgediept. Het is alsof je een soort Dans Dans-universum hebt, waar deze beide vormen in bestaan. Je kunt het boek los lezen en je kunt los naar de voorstelling.”
Wat kan het publiek straks verwachten?
“Je stapt een fictieve wereld in, het dorp waar Anna en baba Yara wonen. Je krijgt een telefoon mee, waarmee je de digitale wereld van Anna en baba Yara volgt. Het dorp dubbelt dus op meerdere manieren. En er is de Notsjnik, een magisch wezen dat ook in het boek zit. Daar heeft dit dier een andere rol, voor de voorstelling is er een hele nieuwe monoloog geschreven. De Notsjnik waart rond in het dorp, en is een soort gids voor de bezoekers van de voorstelling. Er kunnen twaalf mensen per keer in, dus je zit niet alleen in de ruimte. Wel op een soort afstand van elkaar waarvan we willen dat je een soort saamhorigheidsgevoel krijgt, maar ook weer niet.”
Wat was het beginpunt van dit project?
“Ik was het boek aan het schrijven en langzaam kreeg dat meer vorm. Ik was bezig met het verhaal, over wegkijken en toekijken en over je bewust zijn van je vredige en rustige leven hier in verhouding tot een plek vrij dichtbij die ineens niet meer rustig en veilig is. Dat fysieke wilde ik heel graag onderzoeken. Ik wilde gewoon heel graag deze voorstelling maken en ik wist ook al met wie, ik heb eerder met Mathijs en Peter samengewerkt en ik vertrouw ze allebei heel erg. In januari 2023 pitchte ik het idee aan Bellevue en zij zeiden ja, dus konden we het samen gaan maken.”
Hoe verloopt zo’n proces?
“We werken al vanaf een vroeg stadium met sprintweken, waarin we delen van het verhaal testen in een zaal. Dan bouwen we het decor al op en gaan we dingen uitproberen. Vaak werkt het dan nog niet en kunnen we na een week testen alles weer afbreken. Dat is heel leuk, want je ben gewoon een volle week bezig en ziet dan zoveel meer mogelijkheden. En je weet zo ook steeds beter wat het dan wel moet worden.”
Hoeveel varianten heeft de installatie inmiddels al gehad, in je hoofd, op papier en in het echt?
“Echt wel veel. We begonnen met een variant waarin elke bezoeker een ander personage uit het dorp als verhaallijn kreeg via zijn telefoon. Dat betekende dat ik twaalf keer een voorstelling moest schrijven. Er zijn installaties geweest waar doeken tussen de bezoekers zaten, installaties waar een tv in de ruimte stond, we wilden hele dorpsuitzichten projecteren op gigantisch grote doeken, het zag er allemaal niet uit. Maar we moesten door al die fases heen.”
Wat hoop je met de installatie bij het publiek teweeg te brengen?
“Ja, wat je met elk kunstwerk graag wil. Iets meer invoelendheid zou goed zijn. Wat denk ik zo leuk is aan deze voorstelling, en spannend voor ons als makers, is dat je je niet af kunt sluiten. Je zit erin. Er is geen vierde wand. En je bent met je lichaam, dat in veiligheid is, even in een wat onveiligere omgeving. Maar je weet ook dat je er weer uit kan. Het verplaatst je lichaam naar een andere plek, naar een ander verhaal wat je niet kent en dat is denk ik echt belangrijk in deze tijd.”
Het dorp en de personages zaten eerst in je hoofd, toen op papier. Nu zijn ze tastbaar. Hoe voelt dat?
“Dat is echt leuk als het werkt, maar je weet ook heel goed wanneer het niet werkt. Mijn werk begint altijd bij research, dus ik kijk zoveel beelden dat ik op een gegeven moment wel een register heb van hoe iets eruit moet zien. Maar van sommige dingen weet ik dat minder goed. Daarom voelt het ook goed om niet 100% invloed te hebben, maar samen te werken. Het personage Anna is bijvoorbeeld echt veranderd ten opzichte van haar personage in het boek, ze is een soort nerdy gamer geworden. Ik had de ruimte voor haar ingericht, maar Peter kwam binnen en zei: ‘Nee, dit is echt ongeloofwaardig.’ En dat klopt dan ook, dus veranderen we het. Dat is anders dan bij een boek, waar je alles zelf moet doen.”
Wat ook tastbaar is geworden, is het pak van de Notsjnik. Wie heeft het pak gemaakt?
“Saskia van der Klei. We hebben haar allemaal referentievideo’s gestuurd van oude traditionele dansen uit Bulgarije, Roemenië, Oekraïne. Daarmee is zij aan de slag gegaan en ze heeft binnen drie dagen een mega crazy pak gemaakt. Het is ook echt een ander pak geworden dan het Notsjnik-pak in het boek, het past heel goed bij de dorpse tradities. En het is mooi omdat het een eigen wereld is geworden, het is geen kopie van de werkelijkheid. Saskia heeft dat supergoed gedaan. We hebben het pak getest en alles klopt, die lange haren, het beweegt precies zoals we hadden bedacht.”
Heb je ‘m zelf al aangetrokken?
“Nee, nee. Nee, dat durf ik niet. Ik ben dan echt bang dat ik het kapotmaak. Nee, het voelt tot nu toe toch te heilig om aan te trekken. Maar misschien doe ik tijdens de première even de broek aan, ofzo.”